Herman Brood (1946 – 2001) was een geboren multitalent wie ten volle genoot van alle facetten van het leven. Zowel bij leven als na zijn overlijden was Brood een geliefd publiek figuur. Hij begon zijn onstuimige carrière als muzikant. Hij schoof aan als pianist bij de Drentse bluesband van Harry Muskee, Cuby and the Blizzards, in 1967. Brood zou meespelen op het bekende album Groeten uit Grolloo. Hierna vervolgde Brood weer zijn eigen muzikale pad en kwam terecht bij verschillende projecten met kopstukken van de Nederlandse pop- en rockmuziek, zoals Jan Akkerman. In 1977 richtte Brood zijn eigen band op: Herman Brood & His Wild Romance. Het debuutalbum Street en de opvolger Shpritsz werden met enthousiasme ontvangen en brachten internationale hits voort zoals Saturday Night.
Ook in de jaren ’80 en ’90 bleef Brood actief in de muziekscene, maar in deze jaren pakte hij ook vaker de kwast om zijn creatieve ideeën tot uiting te brengen. Brood’s werk is kenmerkend door de met spuitbus grillig uitgevoerde portretten op grote formaten in primaire kleuren; een uit nood geboren palet door zijn kleurenblindheid. Het werk van Brood was een eigentijdse variatie op de werken van leden van de CoBrA-groep, doorspekt met referenties naar zijn eigen, uitbundige levensstijl vol sex, drugs and rock ’n roll.
Na het overlijden van Brood in 2002 is zijn werk in het CoBrA Museum in Amstelveen samengebracht voor een grote overzichtstentoonstelling, ondersteund met foto’s van de hand van Anton Corbijn. In 2007 werd het complete atelier van Brood in het Groninger Museum vertoond, ter ere van de gelijktijdig uitgebrachte film Wild Romance.